NEDERLANDSE INFRAPROJECTEN NIET IN DE UITVERKOOP GOOIEN
Fries Heinis: ‘Nederlandse infraprojecten niet in de uitverkoop gooien’
Belgische, Duitse en Spaanse bouwers tenderen volop mee bij Nederlandse projecten. Prima, maar niet tegen elke prijs, vindt directeur Fries Heinis van Bouwend Nederland. “Rijkswaterstaat kan en moet iets doen om cowboys te weren. Iconen als de Afsluitdijk of het Binnenhof wil je niet in handen van buitenlandse spelers zien.”
Fries Heinis draait er niet omheen. Het zou voor de Nederlandse bouw vreselijk zijn als Chinese bouwers grote tenders binnenslepen op de Nederlandse inframarkt. Of andere buitenlandse aannemers, die er de zogenoemde hit & run-tactiek op nahouden. Nu is daar misschien nog geen sprake van, maar het lijkt slechts een kwestie van tijd, waarschuwt Heinis. Zeker als er niets verandert in het gedrag van opdrachtgevers.
“Kijk naar Fluor die alleen bij de Afsluitdijk inschreef. Of Sacyr die zelfstandig probeert de landtunnel A16 en de verdiepte bak bij Amstelveen binnen te halen. Die trend vinden wij zorgelijk ja.”
De opkomst van grote buitenlandse spelers op de Nederlandse markt, is niet onopgemerkt gebleven. Topmannen als Job Dura van Dura Vermeer en Daan Sperling van TBI waarschuwden al eerder voor de dreiging die ervan uitgaat. Nieuwkomers uit buurlanden België, Duitsland, Engeland en, verder weg, uit Spanje boezemen angst in.
Een nog grotere dreiging komt misschien wel vanuit China. Chinese aannemers struinen inmiddels al markten af in Oost-Europa, bouwden een snelweg in Polen en een brug in Moldavië en zijn nu ook gesignaleerd in Griekenland.
Bouwend Nederland houdt het met de nodige argwaan in de gaten. Want Heinis weet: de Chinezen werken tegen bodemprijzen en vliegen alle materialen en mensen in om na oplevering snel weer te vertrekken. Hit & run.
‘Wat als een partij als CCC zich meldt?’
Heinis: “Ik stel de vraag hardop: Hoe gaan we hiermee om in Nederland? Wat doen we als de Chinezen zich hier echt melden? Een partij als CCC bijvoorbeeld is wereldwijd de grootste op baggergebied. Hun omzet is groter dan die van Van Oord, Boskalis, Deme en Jan de Nul samen. Het is nu al een belangrijke speler op de Afrikaanse markt, maar wat als zo’n partij deze kant op komt?”
Zelf heeft hij ook geen pasklaar antwoord, maar lijdzaam afwachten wil de brancheorganisatie niet. “Deze ontwikkeling mag ons niet verrassen. Het kan niet zo zijn dat we over vijf jaar weer dit gesprek hebben over de buitenlandse opmars en dat we dan moeten constateren dat de inframarkt is overgenomen door Chinezen. Het zou pijn doen als icoonprojecten als de Afsluitdijk of de renovatie van het Binnenhof worden uitgevoerd door buitenlandse spelers.”
Bouwend Nederland heeft wel ideeën over hoe deze ‘lone wolves’ op afstand kunnen worden gehouden en zo hun kans op succes te minimaliseren. Heinis: “De prijs speelt nog steeds een hele grote rol bij aanbestedingen, ook bij Rijkswaterstaat. Opdrachtgevers moeten nog veel meer inzetten op kwaliteit en letten op de omvang van contracten: eisen stellen aan goed omgevingsmanagement en duurzaamheid, zodat bouwers moeten laten zien dat ze weten wat er speelt bij omwonenden en de lokale politiek. Ook de combinatie met meerjarig onderhoud en de wens om breed te leren van ervaringen, ontmoedigt de slagingskans van ‘hit & run’.”
De directeur verwacht dat ‘cowboys’ niet zoveel moeite zullen doen en zullen afhaken. “Opdrachtgevers bepalen grotendeels wie afkomen op een tender. De aantrekkingskracht van een project wordt vooral bepaald door de grootte van een opdracht, de risico’s en contracteisen. Het lijkt wel of aanbestedende diensten soms niet beseffen welk stempel zij zelf kunnen drukken.”
Nederlandse bouwers hoeven niet alleen machteloos toe te kijken, maar kunnen zichzelf ook wapenen. Heinis doelt dan vooral op betere samenwerking in de keten en de trend om langdurige relaties aan te gaan met toeleveranciers en onderaannemers.
“Ik vind onderaannemer een afgrijselijk woord, want het gaat juist om gelijkwaardige partners en gezamenlijke verantwoording. Daar liggen kansen voor Nederlandse bouwers om een sterke positie op te bouwen en minder kwetsbaar te worden voor prijsschommelingen. Bovendien is er met ijzersterke ketens weinig ruimte voor ‘cowboys’ om gaten te schieten en allemaal losse onderdelen in te huren.”
Concurrentievervalsen mag niet, weet ook de directeur van Bouwend Nederland. De wet verbiedt om partijen actief te weren; de markt moet altijd open blijven voor nieuwe spelers. “Daarover is geen enkele discussie. Nederlandse partijen zijn ook actief in het buitenland, denk aan baggeren, afzinktunnels of metrolijnen.
Via de WHO en de FIEC strijden wij ook voor vrije markten. Frankrijk schermt hun thuismarkt actief af en ook België is geen open markt. Wij vinden: wie bewijst de beste partij te zijn, moet de tender winnen”, aldus Heinis.
Het Spaanse Sacyr deed een gooi naar de Landtunnel A16. Zonder succes overigens.
Niettemin zit de schrik er bij Nederlandse bouwers goed in. De zorgen om de trend dat buitenlandse bouwers een steeds groter deel van de infraprojecten weet te bemachtigen, is groot. Vorig jaar kwam twee derde van de inframiljarden van Rijkswaterstaat in handen van buitenlandse spelers, bleek onlangs uit het grote gunningenonderzoek van Cobouw. Deme, Fluor, Besix, Max Bögl en Hochtief timmeren steeds vaker aan de weg. Letterlijk dan, want vooral bij tunnels, sluizen en grote wegenprojecten weten ze steeds vaker succesvol in te schrijven.
Buitenlandse spelers zagen vooral hun kans schoon bij de introductie van de dbfm-contracten, nu ruim tien jaar geleden. “Voor die tijd zag je eigenlijk nooit een buitenlandse bouwer meedingen bij Nederlandse projecten’’, weet Heinis. “Nu is iedereen eraan gewend dat bij grote projecten veel Nederlandse combinaties een buitenlandse partij aan boord nemen. Dat is al gewoon en daar hoor je onze leden ook niet over klagen.”
Nederlandse infrabouwers zijn sinds de crisis zelf voorzichtiger geworden met risicovolle complexe projecten en zoeken vaak naar extra financiële zekerheid met een solide buitenlandse partner. Zo wist Deme samen met Ballast Nedam de Blankenburgtunnel te winnen en ging de Zuidasdok naar de combinatie van Heijmans, Fluor en Hochtief. De ring A7 Groningen wordt uitgevoerd door Max Bögl en Zublin in samenwerking met zeven regionale bouwers.
‘Er staat geen hek om Nederland en dat moet er ook vooral niet komen’
“Het is prima als partijen die samenwerking zoeken en vinden met buitenlandse spelers. Partijen als Besix en Max Bögl hebben gewoon vestigingen in Nederland en zijn bereid om te investeren in innovaties en ketensamenwerking. Max Bögl schuift zelfs aan bij een van de roadmaps van de Bouwagenda. Er staat geen hek om Nederland en dat moet er ook vooral niet komen.”
Heinis bevestigt dat ‘de buitenlandse invasie’ steeds vaker bij hem wordt aangekaart door de leden van Bouwend Nederland. “Het is een belangrijk thema tijdens onze vergaderingen, niet alleen bij de grote bouwers maar ook bij steeds meer mkb-bedrijven”, signaleert Heinis. “Het zou goed zijn als mensen op invloedrijke posities als Michèle Blom, Jean Luc Beguin en Jessie van der Linden zich zouden afvragen: Wat gebeurt daar? Willen we dat? Opdrachtgevers kunnen een belangrijk stempel drukken op wie er afkomen op een tender. Bij een project van 2 miljard euro weet je zeker dat alleen buitenlandse partijen zullen inschrijven.”
Rijkswaterstaat is al jaren afgestapt van de tactiek om actief buitenlandse spelers te werven. Heinis: “Dat gebeurde een jaar of zeven geleden wel. De topman van Rijkswaterstaat ging actief shoppen in het buitenland om de concurrentie te bevorderen. Echt een foute beslissing waar we hard tegen hebben gevochten. Een open markt en een ‘level playing field’ met gelijke kansen is prima, maar het schiet door om je eigen land actief in de uitverkoop te gooien. Die kant willen we niet op en moeten we niet op.
​Bron: Cobouw